Unsung Heroes

Ik ben Diana Patricia Solís en kom uit het stadje Guacarí, in het westen van Colombia. Ik heb twee zoons, één van 31 en één van 29.

In 1995 ben ik aangevallen en verkracht door de FARC. Het is erg moeilijk voor mij om hierover te praten. Je voelt je zo vies en slecht. Het is echt verschrikkelijk. Je hele wereld stort in. Ze hebben me twee dagen in de bergen gevangengehouden en van alles met me gedaan. Ze sloegen me, misbruikten me, beledigden me. Het was vreselijk.

In die tijd werkte ik voor een familie in Cali. Ik deed boodschappen voor hen toen de FARC mij ontvoerden. Ze waren met een groep, ik kon mezelf niet verdedigen en was echt machteloos. Ik was bang voor de reacties van mijn familie en mijn omgeving. Destijds heb ik het alleen aan mijn baas verteld omdat ik een infectie opgelopen had, en omdat hij zag hoe ik eraan toe was toen ik net vrij was gelaten.

Trainingen

Dokters van de Wereld heeft me heel erg geholpen. De trainingen van Sandrita, Marta en anderen leerden me om sterk te zijn. Nu kan ik er rustig over praten. Eerder voelde ik me zo ongemakkelijk en barstte ik meteen in tranen uit. Inmiddels weet ik dat het niet mijn fout was en ik mezelf niets kan verwijten. Daarna heb ik geprobeerd mijn leven weer op te pakken, maar toen moesten mijn zoons en ik vluchten.

Mijn oudste zoon was 20 en de FARC wilde dat hij zich bij hen zou aansluiten. Maar hij weigerde. Ik zou hem trouwens ook niet hebben laten gaan. Een goede vriend van me zei dat ze mijn zoon zouden vermoorden omdat hij de FARC afgewezen had. Diezelfde avond is die vriend vermoord. Er hing een bord bij zijn lichaam waarop ze hem een rat noemden.

De volgende ochtend werd ik staande gehouden door twee mannen op een motor die me bedreigden. Mijn zoons en ik moesten binnen 24 uur vertrokken zijn. Anders zou het grote gevolgen hebben voor mijn familie.

Politiebegeleiding

Onder begeleiding van de politie stapte ik met mijn zoons in een taxi die ons naar het platteland van Sonso bracht. Uiteindelijk zijn we terechtgekomen in La Tebaida in Quindío waar we niemand kenden. Het was koud, we hadden honger en waren ten einde raad. Alle drie hadden we een tas met 3 of 4 kledingstukken meegenomen. Ook hadden we nog 1000 pesos. Dat was alles wat we hadden. Ik leerde een vrouw kennen die ook gevlucht was en we konden een tijdje bij haar blijven en ze heeft me geholpen aangifte te doen.

Ik kreeg een baantje in een restaurant waar ik in shifts werkte. Helaas was dat niet genoeg om van rond te komen. Toen ontmoette ik een man. Ik dacht dat hij me uit de situatie zou kunnen halen, maar het bleek de grootste fout van mijn leven. Hij was gewelddadig, crimineel en onverantwoord.

Ik dacht dat ik dit verdiend had en ik leed in stilte. Ik schaamde me erg voor het misbruik totdat ik een training volgde over huiselijk geweld. Een psycholoog overtuigde me om aangifte te doen zodat ik psychische hulp kon krijgen.

Ik wil doorgaan met mijn leven en andere vrouwen die hetzelfde meemaken helpen. Ik wil hen laten zien dat we geweld niet moeten tolereren. En dat de mannen die dat doen fout zijn.

Ik wil graag voor mezelf werken, maar het is lastig om rond te komen. Kijk maar naar m’n huis! Het is niet mooi of groot, maar wel míjn huis. Ik ben gelukkig hier.