Zorgcafé Nijmegen

Vluchtelingen kunnen in Nijmegen terecht bij het Zorgcafé van Dokters van de Wereld voor een praatje én voor medische zorg.

Normaliter is het een komen en gaan van mensen in huiskamer Gezellig, pal naast de Stevenskerk in het centrum van Nijmegen. Gezellig is gevestigd in een pand samen met Vluchtelingenwerk en maatschappelijk dienstverlener Bindkracht 10. In de ruime lichte woonkamer staan banken, een paar tafels met stoelen eromheen, een tafelvoetbal- en een tafeltennistafel en vrijwel altijd wordt er gekookt in de keuken. Maar na maanden van lockdown is het rustig. Een oudere Oeigoerse (een Chinees met Turkse achtergrond) man loopt rond en vraagt mensen of ze met hem willen ‘pingpongen’.

Tijdens het Zorgcafé – normaliter op dinsdag, woensdag en vrijdag geopend van een tot vijf – kunnen vluchtelingen terecht voor een praatje of hulp. Karlijn Hendriks is de coördinator van het Zorgcafé en blij dat het weer open is. Hendriks studeerde culturele antropologie en ontwikkelingsstudies en deed een kopstudie maatschappelijk werk. ‘Mensen komen hier met medische vragen en vooral psychosociale vragen. We zoeken uit wat de werkelijke vraag is. Vaak zijn er wel een paar gesprekken nodig om iemands vertrouwen te winnen.’

De gepensioneerde psychotherapeut Riek Wijsen, grijs krullend haar, en schuift aan de grote vierkante tafel. Ze is hier een of twee middagen in de week. Wijsen werkte veertig jaar als psychotherapeut, de laatste 25 jaar in de verslavingszorg. Toen ze met pensioen ging deed ze een jaar lang alleen maar leuke dingen, toen begon het weer te kriebelen. Ze wilde iets zinvols doen. Riek: ‘Ik kakte in, niemand deed meer een beroep op mijn kennis.’

Ze ziet vluchtelingen die last hebben van somberte, stress, angst, PTSS. ‘In het begin lag ik er wel wakker van. Een man waar ik gesprekken mee had was erg somber en zat in een AZC. Toen kwam het nieuws dat hij uitgeprocedeerd was en belandde hij op straat. Maar hij vond onderdak, wist een nieuwe procedure te starten en vond werk. Mensen zijn veerkrachtiger dan je denkt.’ Ze ligt anders niet zo snel wakker, maar onrecht raakt haar. ‘Mensen die uitgeprocedeerd zijn hebben niets, ze staan op straat. Ze maken heftige, mensonterende dingen mee. Dat doet iets met me.’

Twintiger Basin komt binnen, donkere krullen, een puppy blik, twee kralen armbandjes om zijn rechterpols. ‘Ik heb mijn toets gehaald,’ vertelt hij trots; Nederlands op A2-niveau. Basin is een van de cultuurcoaches.

Riek feliciteert hem. ‘Wil je naar de universiteit?’

‘Naar het HBO. Ik wil in het Engels studeren. Wat weet ik nog niet. In Syrië heb ik twee jaar economie gestudeerd maar dat heb ik niet afgemaakt.’

‘En daar wil je in ieder geval niet in verder?’

‘Nee, ik denk het niet. Ik wil gaan kijken bij de open dagen.’

De psychosociale ondersteuners voeren hun gesprekken samen met een cultuurcoach; iemand die de taal en de cultuur kent van degene die bij hen aan tafel zit. Riek: ‘In het begin dachten we dat wij het gesprek moesten leiden en zij alleen maar hoefden te vertalen, maar ik krijg steeds meer het idee dat de rollen omgedraaid zijn. Het draait om hen.’ De teams behandelen niet, ze zorgen ervoor dat mensen op de juiste plek komen en houden een vinger aan de pols. Laatst kwam Khaled, een veertiger die getraumatiseerd uit Afghanistan is gevlucht, in paniek naar het Zorgcafé. Het multiculturele team van de GGZ instelling werd opgeheven; hij dacht dat zijn behandeling werd stopgezet. Riek belde naar de instelling en kon hem geruststellen. Zijn behandeling ging gewoon door.

Ook de blonde arts-in-opleiding Jasmijn schuift aan. De afgelopen jaren werkte ze op verschillende intensive care units. In maart ging ze naar Lesbos om vluchtelingen te helpen, maar ze moest eerder terugkeren vanwege de pandemie en meldde zich bij Dokters van de Wereld. Ze werkt onregelmatige diensten en op vrije middagen is ze hier. ‘In het ziekenhuis zien we alleen de toplaag, maar er is ook een laag die we niet bereiken,’ zegt ze. Het werk geeft haar meer voldoening dan ze kreeg tijdens haar werk in kamp Moria. ‘Op Lesbos hadden we maar een paar uur per dag toegang tot het kamp en wilden we zoveel mogelijk mensen zien. Het ging te snel. En ik begreep dingen niet. Hier zijn cultuurcoaches en daar leer ik veel van.’

Ze vraagt Riek hoe zij het zorgcafé ervaart, en of het er niet heel anders aan toegaat dan in haar vorige werk. Riek knikt. ‘Mijn eerste schokkende ervaring was dat mijn Iraanse tolk bij een echtpaar dat bij ons gekomen was met huwelijksproblemen ’s avonds ging eten. Hoe kun je! Maar gaandeweg ben ik gaan zien dat wij dat scheiden van werk en privé te ver hebben doorgetrokken. Mensen gaan pas praten als je een band hebt opgebouwd.’

Jasmijn: ‘Zou je het nu anders doen als je weer terugging naar de instelling waar je werkte?’

Riek: ‘Ja, ik denk dat de drempels veel te hoog geworden zijn. Als je je bij de GGZ aanmeldt moet je eerst een uitgebreide intake door, dan pas begint de behandeling. Dat zou ook anders kunnen.’

Een vijftiger en een jongen van nog geen twintig grijpen ondertussen ieder naar de handvatten van het tafelvoetbal. Even geen zorgen, niet tot het Zorgcafé om vijf uur sluit.

‘Ik woonde sinds mijn vijftiende in Venray met mijn moeder, maar ik kreeg problemen met mijn stiefvader. Ik ging zwerven, was slecht bezig en toen zijn mijn papieren ingetrokken. Ik ben vrijwillig teruggegaan naar Marokko en in 2015 met de stroom vluchtelingen via Turkije en Griekenland weer teruggereisd naar Europa. Halverwege de reis, in Oostenrijk, kreeg ik een Oostenrijkse vriendin. Ze raakte zwanger van me, een tweeling, en dreigde om hen weg te laten halen. Toen heb ik mezelf in de fik gestoken. 65 procent van mijn lichaam raakte verbrand en ik heb vijf maanden in coma gelegen. Na een jaar mocht ik het ziekenhuis uit. Mijn luchtbuis was nog open, ik had een tracheostoma, maar ik ben op de trein naar Nederland gestapt. Mijn moeder woont nog steeds hier en vrienden die me opvingen. Ik schaamde me voor het gat in mijn hals. Er kwam slijm uit, ik probeerde het te verbergen met sjaals. Dokters van de Wereld zorgde ervoor dat ik naar het ziekenhuis kon voor een hersteloperatie. Via hen ben ik ook terecht gekomen bij een GGZ instelling, waar ik nu regelmatig met iemand praat. Ik was ontzettend boos. Nu krijg ik medicijnen. Ik ben rustiger geworden.’