Een ode aan de vluchteling
Met het toenemende geweld in het oosten zien we langzaam de vluchtelingenstroom veranderen. De rijke en opgeleide mensen hebben als eerste hun kans gegrepen om te vluchten waarmee de armere en lichamelijk zwakkere mensen achterbleven. Maar nu de oorlog vordert en de bombardementen toenemen zijn ook zij noodgedwongen te gaan.
Elke dag verbaas ik me over de staat waarin mensen aankomen. Hoe ze deze loodzware reis afleggen terwijl hun conditie dat eigenlijk niet toelaat en wat hen extra kwetsbaar maakt. Elke dag zie ik mensen verminkt door de oorlog, zowel lichamelijk als geestelijk, uitgeput en emotioneel gebroken, de zorgen zijn van hun gezichten af te lezen. Verwond of verlamd zijn ze soms de gehele reis gedragen door vrienden of familieleden. Ik herinner me de man met een enorme stellage pinnen rondom zijn been, in Syrië al 5 keer geopereerd en nu met een externe fixatie toch gevlucht. In z’n eentje op zijn krukken strompelt hij voort. Of de vrouw die net bevallen is en met haar 28 dagen oude baby’tje de overtocht waagt. Nog maar net op de wereld en al bestempeld met de titel ‘vluchteling’. Geen thuis of veilige omgeving waar het in kan opgroeien. Ik herinner me de broers waarvan één met een dwarslaesie met vier enorme doorligwonden. Twee keer per dag verschoonde zijn broer zijn wonden maar ondanks dat was het afgestorven weefsel al duidelijk zichtbaar. Of de man met een cardiale voorgeschiedenis van meerdere bypasses en in een lichamelijke conditie die medisch gezien onverantwoord was om te reizen. Tijdens een wandeling van 500 meter werd dit bevestigd door de 3 angina pectoris aanvallen waarbij hij bijna in elkaar zakte, grijpend naar z’n hart.
Ik denk aan de moeder met haar drie jonge kinderen, vermoeid en terneergeslagen binnenkomend in onze medische shelter. Het oudste meisje is emotieloos. Ik probeer haar op te vrolijken maar krijg amper respons. Na enig navragen blijkt dat ze de laatste dagen amper geslapen of normaal gegeten hebben, waarna het meisje gisteren was flauwgevallen. Geen geld meer voor een bootticket naar Athene maar ook niet meer voor voedsel. Op weg naar Zweden, waar hun vader een paar maanden geleden naar toe is vertrokken. Hij zou hun voorgaan, in de hoop asiel en werk te krijgen om vervolgens geld te sturen zodat zij later over konden komen. Één van de vele mannen die zijn gezin voorging.
En tevens één van de vele mannen die wij Nederlanders vaak met argusogen aankeken.
Argwanend omdat wij denken dat zij hun gezinnen in de steek lieten, hun eigen hachje wilden redden, onze banen zouden inpikken en zelfs onze vrouwen zouden verkrachten. Wat een vooroordelen over deze toestroom van mannen naar Europa waren er wel allemaal niet. Terwijl het eigenlijk deze mannen zijn die moedig en sterk zijn omdat ze de grote verantwoording van hun familie op hun schouders dragen. Zij die als eerste deze loodzware reis afleggen om te kijken of de rest van de familie dit later ook kan doen. De armste gezinnen verzamelen hun geld om zo de sterkste van de familie te laten gaan, degene die de meeste kans heeft Europa te halen, een leven op te bouwen om vervolgens te proberen de familie te herenigen. Zij die ook wel moesten vluchten omdat ze anders gedwongen werden mee te vechten in deze strijd tussen twee kwaden.
Al die mannen zitten nu in Europa, waarschijnlijk met pijn in hun hart omdat ze hun families hebben achtergelaten, niet wetend of ze veilig zijn of de overtocht halen, afwachtend wanneer en of ze herenigd zullen worden.
Vandaag ontmoete ik Abdulwahab, een 21 jarige Afgaan. Hij viel me op omdat hij verlegen vanuit een hoek me stond aan te kijken, twijfelend of hij een gesprek aan zou gaan. Met m’n handen in mijn zakken van mijn warme winterjas kijk ik terug waarna hij op me afstapt. In de paar woorden Engels die hij spreekt probeert hij me iets uit te leggen maar ik begrijp hem niet en zoek een vertaler. ‘Ik ben m’n spullen verloren en heb geen geld meer. Kan ik ergens eten krijgen?’, vraagt hij. Ik observeer hem van top tot teen en zie dat hij inderdaad niet veel kleren draagt tegen de kou en verder geen spullen bij zich heeft. Ik leg hem uit dat we geen voedseldistributie hebben maar dat ik wel wil kijken wat ik kan doen. Al wandelend met hem door het kamp, langs de verschillende NGO’s in de hoop dat iemand nog ergens een houdbare croissant heeft liggen, begint hij te praten. Zijn moeder is op jonge leeftijd overleden, hij is enig kind en zijn vader heeft hij achter moeten laten in Afghanistan. Bij de oversteek met de boot vanuit Turkije zijn al zijn spullen verloren gegaan in zee, hij heeft niks meer, alleen hetgeen wat hij draagt. Op de vraag waar hij heen wil, haalt hij z’n schouders op. ‘Ik heb geen familie of vrienden in Europa dus het maakt niet uit’, zegt hij. Wanneer ik vertel dat ik uit Nederland komt begint hij te lachen. ‘Niederland…good, good’ roept hij. Ik lach terug en hoop inderdaad dat dat de stempel is die wij Nederlanders verdienen, al betwijfel ik het.
We lopen verder naar de UNHCR. Ik wil z’n naam doorgeven zodat ze hem in de gaten kunnen houden en hij mogelijk in aanmerking komt voor een bootticket die zij financieren. Ik vraag naar z’n gegevens en uit zijn jaszak haalt hij een zeiknat paspoort, maar hij heeft het nog…belangrijker dan al de andere spullen want zonder identiteitsbewijs ben je overgeleverd aan de mening van Frontex. Ik laat hem daar achter en hoop dat ze wat voor hem kunnen betekenen, waarna ik mijn werk vervolg met de dokters.
Wanneer ik ‘s middags langs de mannentent loop, zie ik van een afstandje Abdulwahab zitten. Hij zit in een kleermakerszit op de grond, al peinzend voor zich uitstarend, ziet me en glimlacht. Ik gebaar naar hem of hij al gegeten heeft waarop hij nee knikt en z’n schouders ophaalt. Een mega schuldgevoel bekruipt me omdat ik net voor tientallen euro’s Griekse sweets heb gehaald voor alle collega’s omdat het m’n laatste dag is. Ik zie hem daar zitten, al de hele dag zonder voedsel, zonder geld, kleren, familie of vrienden.…in de kou voor zich uit starend. Het besef dat hij helemaal niks meer heeft, verstikt me. Ik kan het niet meer over m’n hart verkrijgen, haal m’n portemonnee en loop opnieuw naar de supermarkt. Dit keer voor één van die mannen die het allemaal in z’n eentje moet doen.
Ik heb respect voor al die jonge mannen die hun families hebben achter moeten laten. De mannen die altijd als laatste het eten en de dekens kregen omdat de ouderen, vrouwen en kinderen altijd overal voorgingen. De jonge mannen die buiten sliepen omdat de tenten vol waren en zij sterk moesten zijn. Die mannen die zochten naar een beter leven voor hun familie, die massaal naar Europa kwamen, die mannen veroordelen wij! Puur omdat wij niet verder kijken dan onze neus lang is.
Maar de stroom veranderd. De oorlog haalt de tijd die de mannen nodig hebben in. De families kunnen niet meer wachten en vertrekken met of zonder geld in elke lichamelijke gesteldheid, achter hun mannen aan, in de hoop op hereniging.
Arianne Kattenberg was de afgelopen 2 maanden als medisch vrijwilliger aan het werk op Lesbos. Hier heeft zij hulp verleend aan de enorme groep vluchtelingen die nog steeds iedere dag aankomen.