Tekst: Arianne Kattenberg
"Het is nog vroeg, de zon is net op en het kamp komt tot leven. Langzaam komen de mensen uit hun tentjes met de dekens nog om, aansluitend in de lange rij voor het ontbijt. Achterin tussen de hangende kleren drogend over het prikkeldraad, zie ik Ahsan zitten. Ik herinner me nog dat hij drie weken geleden voor het eerst onze medische post binnenkwam. De langste Syriër die ik tot nu toe had gezien. Met zijn zwarte haar en lichte ogen een opvallende en knappe verschijning. Zijn gezicht stond somber en uit zijn ogen was zijn pijn te lezen. Hij kwam afgevlakt en emotieloos over, vertelde zijn probleem, kreeg medicijnen en verliet onze kamer met een hoofdknikje. Ik keek naar de vertaler die zuchtte en zijn hoofd schudde. “Hij is alleen, zegt hij. Heeft al zijn familie verloren door de oorlog.” Ik voel een steek door mijn borst gaan. Hij was maar drie minuten binnen maar ik voel zijn pijn.
Gebalde vuisten
Nu, drie weken later, zit hij gebogen onder z’n deken, starend voor zich uit. Ik loop op hem af, geef hem een hand en zie dat zijn gezicht vertrekt van pijn. Hij draait zijn hand waarna de wonden op zijn knokkels zichtbaar zijn. “Ik ben boos!” zegt hij, en wijst naar de deuken in de deur. Ik ga naast hem zitten en vraag wat er is gebeurd. “Ze hebben mijn vriend gedood,” antwoordt hij. “Hij belde gisteren, was onderweg en zou naar me toe komen. Maar ze hebben hem neergeschoten.” Hij balt zijn vuisten en slaat z’n blik naar beneden. “Bij zijn poging om de grens van Syrië naar Turkije over te steken is hij neergeschoten.”
Afgewezen door Europa
Ik val stil en heb geen idee wat ik moet zeggen. De pijn in zijn ogen raakt me. De pijn in de ogen van de vluchtelingen, in hun ogen die zich vullen met tranen, in hun stem die verandert als ze hun verhaal vertellen. Het voelt als een messteek in mijn hart en gaat door merg en been. Ik voel hun pijn en weet niet wat ik er mee moet. Al bijna 4 weken zitten ze opgesloten zonder antwoord of wetend welk vooruitzicht ze hebben. Ze voelen zich niet gehoord, niet begrepen, afgewezen door Europa, van hun vrijheid beroofd, onmenselijk aan het lijntje gehouden en opgesloten. Europa beslist voor hen. Terug naar Turkije willen de meesten niet. Europa is veiliger, dus zullen velen hun leven opnieuw riskeren om nog gevaarlijkere routes te nemen. Ik voel me machteloos, zo ontzettend machteloos.
Verbrande gezichten
In mijn gedachte herhaalt zich het gesprek met Ahsan deze ochtend. Mijn hoofd zit vol en ik raak in de knoop met mezelf. Ik hoor iets zoemen waardoor ik word losgerukt uit m’n gedachten. Ik open Whatsapp en zie een foto van kamp Moria, waar de vluchtelingen demonstreren. Het wordt met de dag grimmiger, meer frustratie, meer gevechten. Mensen zijn het wachten zat. Elke dag in afwachting of de luidspreker je naam omroept voor het interview. Elke dag hetzelfde, driemaal per dag in de lange rij voor een maaltijd in de hete zon, die met de dag warmer wordt, de verbrande gezichten al zichtbaar. Een uur wachtend op de dokter om vervolgens afgescheept te worden met een paracetamol omdat de medicijnen beginnen op te raken. Of voor de derde keer onder politiebegeleiding naar het ziekenhuis, omdat de specialist er niet was of omdat ze het juiste onderzoek niet hebben uitgevoerd. Al mag je blij zijn als je eindelijk het ziekenhuis bereikt, want met regelmaat raakt je brief kwijt en word je nooit gestuurd. Elke dag worden we opgeroepen voor spoedgevallen omdat er weer iemand is flauwgevallen, een hypoglykemie heeft, een epileptische aanval of omdat er een gevecht is uitgebroken. De stress neemt toe en daarmee ook de paniekaanvallen en psychische problematiek. De menselijkheid is ver te zoeken en het wachten duurt te lang.
Schone schijn
Ik denk aan de paus die zaterdag komt. De buitenmuur van het kamp wordt geschilderd waarmee gelijk de stem van de vluchtelingen wordt weggemoffeld, geen ‘freedom tekst’ is meer leesbaar. Tenten worden verwijderd, hun zelfgemaakte afdakjes van dekens afgebroken en de kleine huisjes worden voller en voller gestopt, omdat niemand meer in de buitenlucht mag slapen. In sneltreinvaart worden alle kwetsbare vluchtelingen naar een ‘beter kamp’ gebracht en bevrijd uit deze detentie. Alle medische posten zijn open op zaterdag, tenminste, alleen voor dit weekend… Het kamp wordt grondig schoongemaakt, voor de buitenwereld mooier gemaakt. Diep vanbinnen borrelt het. Mag de wereld niet zien hoe het er echt aan toe gaat? Gaan we nu de schone schijn ophouden en laten zien dat het hier wel meevalt? Het voelt als één groot toneelstuk, dat bij hoog bezoek elke keer opnieuw weer wordt opgevoerd. Schandalig!
Ik hoor een ping en zie het ‘fasten seatbelts lampje’ branden. Het schuldgevoel bekruipt me dat ik over een paar uur weer veilig thuis ben. Daar waar zij allemaal zo graag willen zijn. Ik laat hen achter en het voelt alsof ik hen verlaat. Ik hoor nog de stem van Ahsan in mijn hoofd: “Aren’t you coming back?” Met z’n kapotte vingers in elkaar gevouwen en zijn vermoeide gezicht kijkt hij me aan. Hij is weer een vriend kwijt sinds vandaag. De zoveelste dierbare voor hem, verloren door oorlog en geweld. Nog snel voor ik mijn vliegtuigmodus aanzet stuur ik hem een facebook bericht: “I was just thinking about the loss of your friend, again I’m so sorry. It’s horrible that we as people put each other through these things. I hope the situation will be better soon and that things will change really quickly, so you can find a good and save place to stay!!”