Irene den Heijer heeft in het najaar van 2015 medische hulp geboden aan vluchtelingen in Lesbos. Hieronder een bijzonder verhaal over de reis van een Afghaanse vluchteling.

Oktober is een extreem drukke maand qua aankomsten op Lesbos (135.000 totaal). De kampen zijn overvol. In het

kamp “Moria” werken we van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat om medische zorg te bieden. Tijdens een van onze diensten ontmoeten we een jonge Afghaanse man van begin 20. Hij helpt ons twee dagen lang als tolk voor de patiënten. Helaas zijn tolken schaars en de vluchtelingen spreken vaak niet of nauwelijks Engels. Zonder mogelijkheden om te communiceren kom je niet ver tijdens een medisch consult. We zijn dus uitermate dankbaar wanneer een vluchteling die goed Engels spreekt zijn hulp aanbiedt.

De jonge man is iets meer dan twee weken geleden uit Afghanistan vertrokken. Er heerst oorlog in het gebied waar hij woont en het is er niet veilig. Zijn familie heeft geld bij elkaar gespaard om alleen hem naar Europa te kunnen laten gaan. Zijn ouders zijn nog in Afghanistan. Hij vertelt over zijn reis. Hij heeft een vliegtuig genomen van Afghanistan naar Iran en van daar is hij met de bus door Turkije gereisd. In Turkije moest hij drie dagen wachten op een plek in een bootje naar Lesbos. Met zo’n 50 personen (mannen, vrouwen en kinderen) zaten ze uiteindelijk in een rubberen boot. Hij moest de boot zelf besturen, hoewel hij nog nooit had gevaren. Bij vertrek had de smokkelaar gevraagd wie er kon varen. Iedereen had elkaar verbaasd aangekeken. “Gaat er dan niemand mee om te sturen?”

Hij voer achter de andere bootjes aan en in de verte kon hij Lesbos zien liggen zo vertelt de jonge Afghaan. Halverwege de tocht liep de boot vol met water. De mannen deden hun schoenen uit om te hozen. Toen viel plots de motor uit en iedereen raakte in paniek. Gelukkig kregen ze de motor toch weer aan de praat en kwam iedereen veilig aan wal.

Zij hebben meer geluk gehad dan het groeiende aantal slachtoffers van de scheepsrampen (meer dan 3600 in 2015) die de overtocht naar Europa nooit hebben gehaald afgelopen jaar, onder wie veel kleine kinderen en baby’s.

Onze vertaler wil naar Nederland, daar heeft hij een oom en tante wonen. Trots zegt hij “Dank je wel” en “Tot ziens”. Dit heeft hij van zijn oom geleerd. Hij laat foto’s zien van zijn nichtjes op de hei.  Zelf is hij goed gekleed en zijn haar is netjes geknipt. “Ik ga nu naar Europa, dus ik moet er netjes uitzien”, zegt hij. De kleding heeft hij overigens in het kamp gekregen, want alles wat hij had was nat geworden in de zee. Zijn tas is hij kwijt. Hij moest deze overboord gooien toen er water in de boot liep.

Ik kan zien dat hij blij is om ons te helpen. Hij straalt als hij met de elektronische meter de bloeddruk mag meten bij patiënten. “Als ik nog geen ticket had voor de boot naar Athene zou ik langer blijven om jullie te helpen”, zegt hij.

Aan het eind van de dag zetten we onze nieuwe vriend af bij de haven waar de veerboot naar Athene gaat. We geven ons telefoonnummer aan hem, voor het geval hij (medische) hulp nodig heeft onderweg of in Nederland. Net voor de grote storm vertrekt hij van het eiland.

Een maand later ben ik terug in Nederland en weer aan het werk in een totaal andere omgeving. Plotseling krijg ik een telefoontje. Het duurt even voordat ik doorheb wie ik aan de lijn heb. Het is onze jonge Afghaanse helper die me belt om te laten weten dat alles goed met hem gaat. Hij is bij zijn oom en tante hier in Nederland. De rest van zijn reis door Europa was zwaar maar hij is in orde. Ik ben blij van hem te horen en ik ben dankbaar voor de hulp die hij ons zo onzelfzuchtig heeft geboden. Ik hoop dat hij dezelfde barmhartigheid in Nederland zal ontvangen.

UNHCR